Het effect van honden- en trainerpersoonlijkheid op trainingsucces bij hulphonden
Inleiding
Hulphonden verbeteren de levenskwaliteit van fysiek of mentaal beperkte mensen, maar het trainen van deze honden kost veel tijd en geld. Een strenge medische en gedragsselectie kan helpen om het aantal honden te verminderen dat afgekeurd wordt tijdens de training. Door op jonge leeftijd het volwassen gedrag van de honden te voorspellen, kunnen de meest geschikte honden geselecteerd worden, reden waarom persoonlijkheidsinschatting belangrijk is. Persoonlijkheidskenmerken, opgebouwd uit verschillende gerelateerde gedragingen, zijn namelijk relatief consistent in verschillende situaties en in tijd. Dit is het essentiële verschil met een gedragstoestand die kan verschillen in diverse situaties. Ondanks het feit dat er steeds meer interesse is voor hondenpersoonlijkheid, is er over de manier om dit in te schatten weinig overeenkomst. In literatuur worden verschillende methodes vermeld en ook verschillende resultaten die persoonlijkheid beschrijven. De focus van deze studie ligt op persoonlijkheidsinschatting van hulphonden bij Stichting HulpHond (SHH). Bij deze stichting maken ze gebruik van zelf samengestelde gedragstesten: een puppytest bij 7 weken leeftijd en een 9 maanden test bij een leeftijd van 9 maanden. De betrouwbaarheid en validiteit van deze testen was nog niet vastgesteld en dit was onderdeel van dit onderzoek. Ook werd de persoonlijkheid van de honden ingeschat met een gevalideerde vragenlijst (CBARQ). Voor beide inschattingsmethoden werd onderzocht in hoeverre deze het trainingsucces van de honden kunnen voorspellen.
Een tweede aspect van dit onderzoek is de invloed van de trainer. Voor zowel trainerpersoonlijkheid als trainingsmethode werd onderzocht hoe deze het trainingsucces van de honden beïnvloeden.
Onderzoek
Verschillende gegevens werden verzameld van 76 hulphonden die tot maximaal twee jaar geleden getraind werden:
- Beide gedragstesten van SHH (puppytest en 9 maanden test)
- CBARQ persoonlijkheidsinschattingen (door gastgezinnen en trainers)
- Twee indicaties van trainingsucces: de voortgang tijdens training (gebaseerd op verslagen van trainers die aangaven hoe goed de honden de verschillende commando’s beheersten); het eindresultaat van de training (toegewezen aan een cliënt, of afgekeurd op ongewenst gedrag)
De resultaten van de gedragstesten en de CBARQ werden onderling en met elkaar vergeleken om betrouwbaarheid en validiteit vast te stellen. Ook werden beide methodes vergeleken met trainingsucces om het voorspellend vermogen vast te stellen.
Om de invloed van de trainers te onderzoeken werden de volgende gegevens verzameld:
- Persoonlijkheidsinschattingen van de trainers (door de trainers zelf ingeschat m.b.v. een gevalideerde vragenlijst: ‘Big Five’)
- Observaties tijdens trainingen om de trainingsmethodes vast te stellen
De persoonlijkheden en trainingsmethodes van de trainers werden vergeleken met trainingsucces om vast te stellen hoe deze gerelateerd waren.
Resultaten
De resultaten van de puppytest en 9 maanden test waren niet aan elkaar gerelateerd, wat aangeeft dat het gedrag van de honden verschilde bij de afname van beide testen. Dit bevestigt de bevindingen van eerdere onderzoeken dat een leeftijd van 7 weken te jong is om volwassen gedrag te voorspellen (met uitzondering van angst). De CBARQ persoonlijkheidsinschattingen door gastgezinnen en trainers kwamen alleen overeen bij de persoonlijkheidskenmerk angst. Ook werden alleen significante correlaties gevonden tussen angstgerelateerde persoonlijkheidskenmerken (algemene angst en verlatingsangst) van de CBARQ en de gedragstesten van SHH. Dit geeft aan dat de gedragstesten alleen deze persoonlijkheidskenmerken betrouwbaar meten. Twee categorieën van de puppytest waren significant gerelateerd met trainingsucces: honden die minder schrikachtig waren voor een optische of geluidsprikkel en honden die minder interactie hadden met de tester, hadden meer kans om te slagen. Beide categorieën van de puppytest lijken angstgerelateerde persoonlijkheidskenmerken te meten. De persoonlijkheidskenmerken angst en verlatingsangst uit de CBARQ waren inderdaad negatief gerelateerd met trainingsucces. Ook werden er negatieve relaties gevonden voor de persoonlijkheidskenmerken opwinding en aanhankelijkheid. Trainers’ inschattingen van trainbaarheid waren positief gerelateerd met trainingsucces. Overeenkomstige resultaten werden gevonden in andere onderzoeken, dus dit geeft aan dat deze persoonlijkheidskenmerken belangrijke voorspellers zijn van trainingsucces.
Wat betreft de invloed van de trainers kunnen er geen definitieve conclusies getrokken worden. Over het algemeen leken wat kalmere trainers het trainingsucces te bevorderen. De resultaten van de observaties gaven een indicatie van welke trainingsmethodes het trainingsucces kunnen beïnvloeden. Echter, er waren wat weinig gegevens beschikbaar voor de analyse. Er is dan ook meer onderzoek nodig om deze bevindingen te bevestigen.
Conclusies
De resultaten van de puppytest en 9 maanden test waren niet aan elkaar gerelateerd, wat bevestigt dat 7 weken een te jonge leeftijd is om het volwassen gedrag van de hulphonden in te schatten. Alleen angstgerelateerde persoonlijkheidskenmerken kunnen op zo’n jonge leeftijd ingeschat worden, zowel door de puppytest als door de gastgezinnen. Deze persoonlijkheidskenmerken geven een indicatie van later trainingsucces, net zoals opwinding, aanhankelijkheid (allen een negatieve relatie) en trainbaarheid (een positieve relatie). Deze bevindingen geven aan dat de testen van SHH verbeterd kunnen worden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de CBARQ.
Over de invloed van de trainers kunnen geen definitieve uitspraken gedaan worden. Er is enigszins bewijs dat kalmere trainers trainingsucces bevorderen, maar er moet meer onderzoek gedaan worden om de invloed van persoonlijkheid en trainingsmethode te verduidelijken.